Telkens opnieuw verrast Patrick Ramont ons
met zijn eigenzinnige en onverwachte creativiteit en beeldtaal.
Na een persoonlijke kijk op Oostende, zijn staketsel,
zijn golfbrekers
en zijn in groeiende mate beklijvende hommage aan licht en duisternis,
aan manen, sterren en vreemde stenen
en na zijn aangrijpende uitbeelding van wat rugpijn is of kan zijn,
stapt hij gewoon en al even enthousiast over
naar het tastbaar ruimtelijke
dat geestelijk of suggestief al in zijn schilderijen aanwezig was,
zij het wellicht op onbewuste wijze.
Dat betekent niet dat hij het schilderen achter zich heeft gelaten.
Gelukkig maar.
In een recente reeks doeken,
waarin het tastbare van de verf via wegkrabben
een meer etherische functie heeft verworven,
bestendigt hij het bij de kijker groeiende besef
dat zijn taferelen een hoog niveau van picturaliteit hebben bereikt
die nauw verbonden is met zijn kijk op de wereld
en zijn persoonlijke ervaringen.
Op het ogenblik waarop hij in zijn doeken
een verbazingwekkende intensiteit van licht en donkerte bereikte,
beslist hij de mogelijkheden van in stevige glazuren gevangen keramiek
en een driedimensionale vormentaal te onderzoeken
die alweer refereert aan wat hem beroert
namelijk water en de manier waarop het ons bereikt.
Althans voorlopig; is daarbij zijn bedenking.
Zijn keramieken voorwerpen die hij ook naschildert
verrassen en intrigeren
omwille van het ongezien eigenzinnige
en tevens bevreemdende van zijn structureren,
van hun bizarre verhoudingen en hun zinspelingen.
Het is op zich niet altijd een positief gegeven
dat een kunstenaar vanuit een tweede,
naar een derde dimensie overstapt.
Daar zitten heel wat risico’s aan vast.
In dit concrete geval blijkt eens te meer
dat Patrick Ramont een niet voor de hand liggende
of eerder geziene dimensie evoceert
en alle verhoudingen in acht genomen op een hoger peil kan tillen.
Dat heeft evenzeer te maken met een bestaande realiteit
als met een rijke verbeelding
en met de niet meteen duidelijke betekenis van vormen
die aan elkaar refereren of in elkaar vervloeien.
De wereld die Patrick Ramont evoceert
in zijn recent ruimtelijk werk
is niet meteen duidelijk te omschrijven
maar bezit toch een onmiskenbare uitstraling
en daarnaast een flinke dosis suggestie en vervreemding .
Dat geldt trouwens eveneens in grote mate
voor wat de andere twee exposanten presenteren.
Zo is deze tentoonstelling een vrij harmonisch ensemble
omdat vorm en verhaal, structuur en betekenis
telkens intens aanwezig zijn
hoewel dat wellicht niet meteen opvalt of toegankelijk lijkt te zijn.
Dat is onder meer het geval met de objecten
die Fred Maës hier tentoonstelt.
In zekere mate is Fred net zoals Patrick en Peter Defurne
een schilder of graficus die het ruimtelijke aftast
hoewel hun démarche of hun manier van werken
en van het ruimtelijke te benaderen heel verschillend is.
Het ruimtelijke en nauw daarmee verbonden het vele
dat met installaties te maken heeft
zit eigenlijk fundamenteel ingebakken in de beeldende wereld van Fred Maës.
Het ontstaat uit een geestelijk of vergeestelijkt gedachtegoed
dat aan concrete aanleidingen of bedenkingen refereert.
Zo geeft hij blijk van een maatschappelijke bewogenheid
die hij in de loop der jaren op diverse manieren heeft uitgebeeld
via zijn bekende krijgers en honden,
zijn dansende personages en zijn gevoelige grafiek
maar ook en vooral wellicht in tal van installaties
die opvallen door hun welsprekend opbouwen
van allusies en structuren.
Eveneens opvallend in zowel zijn driedimensionaal
als tweedimensionaal werk
is het aanwenden van allerlei onverwachte materialen
gaande van haar tot brood, van papier tot verf,
van draden en touw tot teksten van verontwaardiging,
van textiel tot vreemde vormen
die hun aanvankelijke doel zijn voorbij gehold of tot schilderijen van roest.
Hij toont hier werken die langgerekte ellipsen zijn,
reusachtige maden, afgeronde en uitgesponnen toonbeelden van ritmiek.
Hoewel de vorm vaak op zich bestaat, zoals hier
toch leeft vaak een onderhuidse gedachte in zijn objecten
die een authentieke arte povera sfeer bezitten
al is die gedachte vaak alleen maar het weldadige gevoel
van een verwijzing naar het creëren van een autonome vorm
aan de hand van niet meteen voor de hand liggende materialen
die zijn oeuvre een bijzondere allure en uitstraling verlenen.
Beeldtaal is immers nauw verbonden
met waarneming en zintuigelijke ervaringen.
Kenmerkend voor het grafische, picturale
en op zich bestaande sculpturale oeuvre van Fred Maës
is de eenvoud van het motief,
het zoeken naar een sierlijke of sprekende vorm
en het daarbij hanteren van eenvoudige middelen.
Dat is onder meer duidelijk in de objecten die hij hier exposeert.
Net zoals Fred Maës
is Peter Defurne gestart vanuit de grafiek
om daarna vrij vlug op tal van middelen een beroep te doen
om op zichtbare en tastbare wijze uiting te geven
aan het vele maatschappelijke en menselijke
dat hem beroert en dat hij wil mededelen
via vaak langgerekte verhalen en uitbundige installaties in situ.
Waarneming alweer en het langgerekte opbouwen van verhalen
die tekens en betekenissen zijn
en die wij langzaam kunnen ontcijferen
indien wij nieuwsgierig willen binnentreden
en ons ontvankelijk tonen voor het vele
en het bijwijlen barokke vertoon van allusies en tekens,
motieven en symbolen, geladen objecten,
verwijzingen naar een fictieve realiteit
die wij echter meteen herkennen
en waarvan wij spontaan de zingeving bevragen
en testen aan onze ervaringen.
Peter Defurne wil in zijn installaties
van ernst en ironie, van duidelijkheid en onderhuidse spanningen,
van verrassende symbolen en een sfeer van persiflage
uiting geven aan zijn maatschappelijke betrokkenheid
en zijn sociale bekommernissen,
aan de filosofie en de breuklijnen van het hedendaagse bestaan.
Hij bouwt veelal ter plaatse,
waarbij de directe omgeving hem inspireert
en bij manier van spreken dirigeert.
Zo ontstaat een totaalbeeld dat aanvankelijk verrast
en langzaam de vele dubbele bodems
of verborgen betekenissen
van zijn basisstructuren en zijn nevenstructuren
reveleert of suggereert.
Zo’n totaalbeeld bevat sculpturale elementen,
objecten, verwijzingen naar dagelijkse ervaringen,
licht en geluid bijwijlen, verrassende aanwezigheden
en prikkelt de verbeelding van wie wil binnentreden.
Zoals de kijker die de betekenis van dit alles wil ontcijferen
langzaam vordert.
zo is dit geheel van allusies en signalen
de vrucht van een enthousiaste inzet,
van warme en ingetogen verbeeldingskracht,
van een onmiskenbare drang om mede te delen en geesten te benaderen.
Daar raken de drie hier tentoonstellende kunstenaars mekaar.
hugo brutin (a.i.c.a.)
|